Op de Internationale Dag van de Democratie kroop Wietse Van Ransbeeck, oprichter en CEO van CitizenLab, in zijn pen om de kloof tussen burger en beleidsmakers aan te kaarten, en waarom de participatieve democratie een reddingsboei biedt. Ruim een jaar nog tot het belangrijke verkiezingsjaar 2024 in België – het is eerste keer dat àlle verkiezingen samenvallen in hetzelfde kalenderjaar. Voor de beleidsmaker die nu nog geen stappen aan het zetten is om die kloof te dichten, is het nog niet te laat. Maar de tijd dringt.
“Beleidsmakers schatten de publieke opinie verkeerd in,” zo luidde de conclusie van een recent onderzoek aan de Universiteit van Antwerpen. Het onderzoek toonde aan dat politici een te rechtse interpretatie geven aan wat hun kiezers denken.
Het vertekende beeld wordt hoofdzakelijk gevormd door de verkiezingsuitslagen. Stemgedrag is namelijk geen al te beste temperatuurmeting van wat burgers feitelijk denken. De electorale successen van rechts kunnen mee verklaard worden door een charismatische leider of door bepaalde verkiezingsbeloften, aldus het onderzoek. Maar, dat wil niet per se zeggen dat kiezers instemmen met bijvoorbeeld het volledige partijprogramma.
Politici mogen uiteraard ingaan tegen hun eigen kiezers of de publieke opinie, maar opvallend genoeg geven ze aan dat nét niet te (willen) doen. Ze hebben zelfs het gevoel dat ze de publieke opinie best goed inschatten en geven aan er sterk mee bezig te zijn. Dat maakt hun inschattingsfouten des te pijnlijker.
De gapende kloof tussen burgers en hun vertegenwoordigers blijkt dus niet een kwestie van willen, maar van kunnen. Hoe kunnen we beleidsmakers helpenom de noden van burgers structureel beter te begrijpen? De participatieve democratie biedt een aanvulling om onze representatieve democratie ook echt representatiever te maken. Indien fatsoenlijk ontworpen, althans.
Voed besluitvorming met een continue publiek debat
Maar kan je spreken over dé publieke opinie? Alsof burgers worden geacht te spreken met één enkele stem. In lijn met de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties om “responsieve, inclusieve, participatieve en representatieve publieke besluitvorming op alle niveaus te garanderen”, dienen we net de diversiteit aan opinies bloot te leggen.
De kracht van de democratie schuilt erin tegenstellingen te erkennen en vanuit dialoog en beter wederzijds begrip beleidsbeslissingen te verrijken. De overheid speelt een cruciale rol in het opzetten van dergelijke dialoog. Er bestaan talloze instrumenten om een toegankelijk, open en continu publiek debat te organiseren. De technologie is er. Waar wachten we dan nog op?
Stille meerderheid
Het idee dat democratie beperkt blijft tot iedere 6 jaar je stem “mogen” uitbrengen is al lang voorbijgestreefd. Met digitale participatietools die – in tegenstelling tot sociale media – ontworpen zijn om constructieve gesprekken te voeren hebben beleidsmakers de middelen om makkelijk op schaal en regelmatig in dialoog te treden met de burgers.
Terwijl lokale besturen recent nog enkel de stem hoorden van een handvol mondige burgers die op een weekavond tijd hebben om de gemeenteraad bij te wonen, heeft de coronacrisis ervoor gezorgd dat steden en gemeenten aan sneltempo zijn gaan digitaliseren. Dankzij Zoom-calls en digitale participatieplatformen kon nu ook de stille meerderheid zijn stem laten horen.
Het is nu zaak om deze innovatieve manier van samenwerken tussen burger en overheid een vaste plek te geven en niet te vervallen in oude gewoonten.
Politieke moed
Ondanks het feit dat steeds meer besturen digitale tools gebruiken, blijven publieke debatten rond bijvoorbeeld de dekolonisering van de publieke ruimte, COVID-restricties, energie en klimaat of de gemeentefusies helaas te gefragmenteerd of op de oppervlakte.
Wanneer we het dan toch over moeilijke of complexe thema’s hebben zoals de staatsstructuur, zorg er dan voor dat je voldoende investeert in duidelijke informatie vooraf. Ga er niet van uit dat iedereen een grondwettelijke achtergrond heeft of een paar uur kan uittrekken om het zelf uit te zoeken. Zolang burgerconsultaties beperkt blijven tot de veilige thema’s of niet goed ontworpen zijn, benutten we niet het volledige potentieel van participatieve democratie. Met als gevolg: beleid is onvoldoende afgestemd op begrip van de publieke opinies.
Steden zoals Gent, dat 6 miljoen euro uittrok voor een grootse burgerbegroting, of Leuven, dat zijn beleidsplan uittekende met de inbreng van duizenden burgers, zijn voorlopers en geven hun burgers een duidelijk mandaat om mee op het beleid te wegen. Veel andere gemeenten toonden een gelijkaardige ambitie, toonden moed, maar het blijft een selectie..
Hoe kom je tot breedgedragen beslissingen, oftewel draagvlak in de meest letterlijke betekenis van het woord? Door ideeën in hun complexiteit en volledigheid eerst aan de burger voor te leggen. Daar leent een stemhokje zich niet toe.
Tijd om participatie, ook in grotere thema’s, structureel in te bedden in de dagelijkse werking zodat beleid op alle niveaus in dit land beter is afgestemd op de werkelijke noden van de burger. Met burgerpanels, continue bevragingen, open debatten… Maar dat vereist politieke moed.