Audrey Tang, geboren in 1981 in haar vaderland Taiwan, veroorzaakte een flinke deining wanneer ze als software programmeur en civic hacker plots de titel van Digitale Minister kreeg.

Ze is jong, transgender, een zelfverklaarde anarchist, en wordt vaak beschreven als één van de “tien grote Taiwanese computer-persoonlijkheden”. Als de huidige digitale minister van Taiwan schaarde ze zich achter een regering die ze initieel uitdaagde — maar alleen omdat zij haar éérst steunden. Ze is dan ook de perfecte kandidaat voor onze eerste editie van Pioniers, een reeks die een licht werpt op sleutelfiguren binnen de digitale democratie.
Hoe het allemaal begon
In het voorjaar van 2014 werd Taiwan opgeschrikt door een golf van protest. Honderden jonge activisten, waaronder veel studenten, bezetten het Taiwanese parlement. Dat deden ze niet alleen om te protesteren tegen een nieuw handelsverdrag met Peking, maar ook om hun bezorgdheid te uiten over het ondoorzichtige ratificatieproces van deze nieuwe deal. Het Zonnebloemprotest, genoemd naar het hoopgevende symbool van de revolutie, eiste meer transparantie en verantwoording van haar regering.

Het kostte de regering drie weken om te reageren op de bezetting, die in Taiwan ondertussen brede steun had vergaard. Ze beloofden meer wettelijke controle op de handelsovereenkomst, maar het kwaad was geschied, en het vertrouwen tussen de bevolking en de regering was ernstig geschaad.
Hackers, verenig u!
Wanneer het Zonnebloemprotest uitbrak, was g0v (“gov-zero”), een collectief van onafhankelijke softwarehackers, waaronder Audrey Tang, al volop voor dezelfde zaak aan het strijden. Aan de hand van open-source tools die “bestaande overheidsprocessen en -diensten onafhankelijk herontwerpen en burgers in staat stellen om te zien hoe de staat werkt”, maakten ze overheidsinformatie publiek.
“Civic hackers doen vaak werk dat bestaande institutionele structuren in vraag stelt. In Taiwan hebben de instellingen altijd gekozen voor een “we kunnen ze niet verslaan, dus moeten we ons bij hen aansluiten” benadering, wat zeldzaam is in Aziatische rechtsgebieden. Uiteindelijk is dat waarom ik in Taiwan blijf.”
Audrey Tang
In een poging om het vertrouwen tussen de burgers en de regering te herstellen na de Sunflower protesten, woonde toenmalig minister Jaclyn Tsai een van de g0v hackathons bij. Ze was diep onder de indruk en kwam snel met een samenwerkingsplan, waarin ze voorstelde om een neutraal burgerplatform te lanceren. Audrey Tang werd haar rechterhand. Het platform in kwestie, “virtueel Taiwan” of vTaiwan, zou burgers de mogelijkheid bieden om ideeën en meningen over het beleid te delen, en had als doel om “de overheid ‘op te splitsen’ en aan te dringen op (…) burgerparticipatie en collectieve besluitvorming“.
Na de verkiezingen van 2016 ging de overheid op zoek naar de geschikte kandidaat om een ambitieus ‘Asia Silicon Valley’-project te leiden dat de Taiwanese economie een boost hoorde te geven. Tang werd gevraagd om het plan te helpen positioneren, en deed dit zo overtuigend dat ze gevraagd werd om “een minister zonder portefeuille te vinden om beleidskwesties met burgers te bespreken“. De beste kandidaat hiervoor bleek al snel Tang zelf te zijn, maar ze drong wel aan op een “crowdsourcing van meningen, zodat alle beslissingen collectief konden worden genomen.”
In een notendop is dit hoe Audrey Tang de digitale minister van Taiwan werd zónder portefeuille. En dat is niet het enige: ze is ook de jongste minister én de allereerste transgender ambtenaar in het Taiwanese kabinet.
Hoe kunnen overheden innoveren?
Haar werk met g0v bood Tang unieke inzichten in de relatie tussen overheden en innovatieve denkers, en hoe zij kunnen samenwerken. Volgens Tang moeten overheden twee zaken in ere houden om écht te kunnen innoveren. Ten eerste, en dit lijkt misschien een tegenstrijdigheid: het is niet nodig om voor de miljoenste keer het warm water uit te vinden. Het is normaal en zelfs aanbevolen om te kijken naar wat andere overheden doen en wat je uit hun proces kan leren. “Als overheden écht willen innoveren, moeten ze zich realiseren dat veel instrumenten en mechanismen al door andere overheden zijn uitgeprobeerd. Het probleem is niet dat er niet genoeg mogelijkheden zijn, maar dat er geen horizontale overdracht van kennis en expertise is,” zegt Tang.
Ten tweede moeten overheden zich flexibel opstellen tegenover de regels en wetten. “Het is onmogelijk om innovatie te stimuleren als de vernieuwer vervolgens wordt gestraft voor het overtreden van oude wet- en regelgeving. Ze moeten net worden aangemoedigd om die regelgeving te overtreden, op twee voorwaarden: ze moeten alternatieve regelgeving voorstellen tijdens een proefperiode van een jaar, en ze moeten alle data voor iedereen toegankelijk maken“.
“In mijn kabinet werken we aan de hand van drie hoofdprincipes: tijd besparen, risico beperken, en vertrouwen verbeteren. We ruilen nooit één in voor de andere twee. Eerst zeggen we: doe geen kwaad. Dan kunnen we één van de drie mondjesmaat verbeteren.”
Audrey Tang
Transparantie en verbinding
Tang is een gelaagde pionier die geschiedenis schrijft in verschillende categorieën, van vrouwen in tech over de transgemeenschap tot de toekomst van digitaal bestuur. Door haar werk met g0v hielp ze een nieuw niveau van transparantie te bereiken in een overheid die net bekritiseerd werd voor een gebrek aan verantwoording. Die transparantie kwam er door de implementatie van open-source instrumenten en voortdurende inspanningen op het gebied van burgerparticipatie.
Daarnaast blijft ze ook streven naar een maatschappelijke verschuiving die een groter gevoel van verbondenheid tussen alle levende wezens met zich meebrengt. “Een paar jaar geleden sprak men in economisch lineair taalgebruik over digitale transformatie, waardoor Internet of Things een buzzwoord werd. Persoonlijk geloof ik meer in the Internet of Beings. Rivieren, bergen, dieren, mensen zonder stemrecht of stem… we zijn allemaal met elkaar verbonden en lijden allemaal onder de externaliteiten van het menselijk democratisch proces. Met the Internet of Beings kunnen we ook zaken als luchtkwaliteit en de vervuiling van onze rivieren in de politieke discussie betrekken“.