Dit interview is onderdeel van een reeks van 12 expert interviews over de toekomst van de digitale democratie. Het volledige witboek met alle interviews lees je hier.

Boudewijn Steur werkt als programmamanager “Versterking Democratie en Bestuur” bij het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in Nederland. Hij speelde een grote rol in het opzetten van het landelijke samenwerkingsprogramma “Democratie in Actie”, dat gemeenten helpt bij het versterken van de lokale democratie door het ondersteunen van projecten en organiseren van evenementen. Zijn jarenlange ervaring als strategisch adviseur en projectmanager bij het ministerie van BZK zet hij momenteel in om Democratie in Actie verder te ontwikkelen.


CitizenLab – “Hoe maak je de doelstelling ‘het versterken van lokale democratie’ tastbaar in je werk?”

Boudewijn Steur – “Het huidige kabinet heeft als doel om de lokale democratie te versterken. Dit is niet omdat er sprake is van een crisis, maar omdat gemeenten steeds weer met nieuwe opgaven geconfronteerd worden, zoals de energietransitie, de aankomende Omgevingswet en decentralisaties in het sociaal domein. Deze veranderingen leiden tot twee grote uitdagingen:

  1. Voor de representatieve democratie betekent het dat raadsleden bij veel domeinen betrokken raken, en dat de hoeveelheid werk dus toeneemt, terwijl de werktijd hetzelfde blijft.
  2. Voor de participatieve democratie zien we dat inwoners zelf zeggenschap willen krijgen over beslissingen, omdat deze thema’s een directe impact hebben op hun dagelijkse leven. Veel inwoners hebben bijvoorbeeld begrip voor de energietransitie, maar willen wel invloed hebben op hoe dit proces precies verloopt.

De representatieve democratie moet dan aangevuld worden met participatieve vormen. Het programma Democratie in Actie probeert de representatieve en participatieve democratie beter met elkaar te verbinden en tegelijkertijd beiden te versterken. Zo zorgen we er samen voor dat de lokale democratie voorbereid is op alle uitdagen die eraan komen.”

C – “Wat beschouw je als de grootste bijdrage van het programma “Democratie in Actie”?”

BS – “In het bijzonder ben ik trots op onze bijdrage in de gemeente Groningen. De lokale democratie ligt hier extra onder druk door de gevolgen van de aardbevingen, zoals versterking en schadeherstel van woningen. Gemeenteraden moeten hier, naast alle andere taken, zware beslissingen nemen. Ik vind het belangrijk dat wij hierin kunnen ondersteunen, onder andere met budget.

Verder zie ik het als een groot succes dat veel gemeenten stappen hebben gezet voor de implementatie van het uitdaagrecht (ook wel het Right to Challenge genoemd). Dankzij dit recht kunnen inwoners in hun directe leefomgeving taken van de gemeenten overnemen. Dit op een goede manier implementeren gaat natuurlijk niet vanzelf, dus het programma ondersteunt gemeenten o.a. door expertise te bieden en door het uitdaagrecht in de wetgeving vast te leggen.”

C – “Hoe is het Right to Challenge (R2C) één van de speerpunten geworden?”

BS – “De term ‘Right to Challenge’ kwam op in Engeland in 2010. Inwoners gingen nadien zelf naar de overheid met de vraag of dit in Nederland ook mogelijk was. Een mooi voorbeeld hiervan is het Spoorpark in Tilburg, waar inwoners de herinrichting van het park op zich hebben genomen.

Het grappige is dat R2C eigenlijk een praktijk is die we hier altijd al hebben gekend. In kleine dorpen op het platteland hebben inwoners al vaker zaken overgenomen van de overheid, zoals dorpshuizen. Wanneer we in deze gemeenten het uitdaagrecht komen “introduceren” krijgen we vaak het antwoord dat dit al decennia bestaat. Deze vorm uit de Nederlandse traditie sluit in essentie ook veel beter aan bij onze cultuur dan de vorm die we uit Engeland dachten te importeren. Soms leer je dus meer uit het goed kijken naar je eigen verleden dan van iets over te nemen uit het buitenland!”

Het Right to Challenge hebben we eigenlijk altijd al gekend.”

Boudewijn Steur

C – “Over Nederland gesproken, burger-participatie wordt steeds vaker genoemd binnen de nationale wetgeving. Hoe kunnen gemeenten dit praktisch implementeren?” 

BS – “In de praktijk zien we dat in kleine, meestal landelijke gemeenten burgerparticipatie al vanuit de samenleving is opgekomen. Mooie voorbeelden zijn de gemeente Raalte en de Wolden, waar burgerparticipatie al veel verder staat dan in veel grote steden. Wat wij – de rijksoverheid en gemeenten – ons moeten realiseren, is dat we heel veel moeten oefenen. We zijn al 150 jaar bezig om de representatieve democratie goed te laten functioneren, en dit proces is nog steeds niet rond. Met burgerparticipatie zijn we pas tientallen jaren op weg, dus we moeten blijven oefenen en fouten durven maken, zodat we daaruit kunnen leren. We moeten ook meer leren van elkaar en van de ervaringen die we al hebben opgedaan.

Onze doelstelling bij Democratie in Actie is om het onderlinge gesprek verder te bevorderen, want teveel gemeenten proberen het wiel nog zelf uit te vinden.”

“Ik ben voorstander van een bredere interpretatie van participatie, ook online.”

Boudewijn Steur

C – “Je pleit er ook voor dat lokale overheden participatie her-denken. Wat bedoel je hier precies mee?”

BS – “Er is vaak de neiging om participatie vanuit de overheid te interpreteren. Wij bedenken hoe inwoners inspraak mogen geven, maar zodra zij een bijdrage leveren buiten de – door ons – bedachte vorm, zien we dat plots niet meer als participatie. Protesten en demonstraties, zelfs degene die een beetje uit de hand lopen, zijn net zo goed participatie. Daarom ben ik voorstander van een bredere interpretatie van participatie, ook online.

Het is goed om digitale fora te creëren voor burgerinspraak, maar participatie op sociale media is in essentie niet meer of minder waard dan de vormen die door de overheid zijn bedacht. Inwoners gaan mogelijk steeds vaker kiezen voor eigen manieren van participatie, en dat mogen we niet als iets negatiefs zien. Het is en blijft een goede zaak wanneer een inwoner betrokken is en zich inzet voor de publieke zaak, ook als dit op een andere manier is dan bedacht. Ik zie het als de taak de overheid om daarin voldoende mee te bewegen.” 

C – “Welke ontwikkelingen in de digitale democratie hoop je de komende jaren nog mee te maken of aan bij te dragen?”

BS – “Ik denk niet denk dat de participatieve democratie de representatieve democratie volledig zal vervangen, maar dat wij in staat zijn om beide vormen op elkaar aan te laten sluiten, ook in het digitale domein. Dat is nog wel een grote uitdaging, maar daarmee krijgen we uiteindelijk een democratie die veel beter gaat functioneren. Sommige mensen vinden het voldoende om een volksvertegenwoordiger te mogen kiezen en hoeven verder niet actief te participeren. Dat moet ook kunnen. Vandaar dat de participatieve en representatieve democratie zich beiden moeten blijven ontwikkelen. 

Op het gebied van digitale democratie hoop ik dat we vormen ontwikkelen waardoor iedereen op een veel inclusievere en laagdrempelige manier mee kan doen. Het digitale domein biedt veel mogelijkheden om echt alle groepen in de samenleving te betrekken. Veel mensen willen graag meedoen, maar de meeste zijn minder snel bereid om een structurele bijdrage te leveren. Online participatie maakt participatie op ad hoc basis mogelijk, en biedt daardoor een uitgelezen manier voor overheden om zich aan te passen aan hoe inwoners willen participeren.”


Lees het volledige witboek met 12 expert interviews over de digitale democratie